-
1 need
n. behoefte, nood, noodzaak; nood (in de problemen)--------v. hoeven, behoeven, nodig hebben; in nood zittenneed1[ nie:d]♦voorbeelden:a need for love • een behoefte aan liefdehave need of • behoefte/gebrek hebben aanpeople in need of help • hulpbehoevenden1 noodzaak♦voorbeelden:¶ if need be • desnoods, als het moet————————need2II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 nodig hebben ⇒ behoefte hebben aan, vereisen♦voorbeelden:this needs doing/to be done urgently • dit moet dringend gedaan wordenIII 〈hulpwerkwoord; 3e persoon enkelvoud need〉♦voorbeelden:1 all he need do is … • al wat hij moet doen is …he need not panic • hij hoeft niet in paniek te rakenwe need not have worried • we hadden ons geen zorgen hoeven te maken -
2 as/if/when the need arises
as/if/when the need arises
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский